De bouzouki

 

Start
Omhoog

Tríchordo versus tetráchordo

"Chiotis maakte van de bouzouki een gitaar" (Iordanis Tsomidis)

© Door Michiel Koperdraat
© Dit artikel verscheen in tijdschrift 'Lychnari', 2004/3

Wie in Griekse muziek naar de bouzouki luistert, hoort misschien niet op wát voor bouzouki er gespeeld wordt. Er zijn namelijk twee bouzouki’s: een ‘authentieke’ en een ‘nieuwe’ bouzouki. De authentieke 3-snarige bouzouki – in het Grieks tríchordo – is ontstaan aan het begin van de vorige eeuw, heeft drie dubbele snaren, en werd bespeeld door rebètikamuzikanten. De 4-snarige bouzouki – in het Grieks tetráchordo – is ontstaan in de jaren ‘50, veel later dus, en heeft vier dubbele snaren. Z’n opkomst hield gelijke pas met die van de populaire laïká-muziek. Door de populariteit van dit instrument leek de 3-snarige bouzouki enigszins op de achtergrond te raken, behalve dan bij hen die rebètika speelden. De laatste jaren is er gelukkig een flinke revival van de tríchordo en wordt er ook door jonge musici weer meer op gespeeld. Bespelers van de tetráchordo lijken neutraal te staan tegenover de tríchordo, maar in het algemeen kan gezegd worden dat bespelers van de tríchordo niet veel moeten hebben van de tetráchordo. Velen vinden het een onding!

In de jaren vijftig was Manolis Chiotis hét talent op de bouzouki. Hij wordt nog steeds gezien als een van de grootste bouzoukispelers die Griekenland voortbracht en als goed bouzoukispel ter sprake komt, wordt hij genoemd. Chiotis behoorde tot de zogenaamde archondorebètes, muzikanten die een meer geciviliseerde vorm van rebètika waren gaan spelen. Hij speelde naast bouzouki ook gitaar en had – zo gaat het verhaal – tevens liefde voor het spelen van gipsyswing zoals we die kennen van Django Reinhardt. Hij ontwikkelde mede hierdoor een enorme speeltechniek. Door zijn aard is de 3-snarige bouzouki voor deze techniek minder geschikt. Daarom liet hij een 4-snarige bouzouki bouwen die dezelfde speeleigenschappen kreeg als de gitaar. Of hij hem ook zelf ontworpen/bedacht heeft, daarover verschillen de meningen. Hij heeft dit instrument in ieder geval razend populair gemaakt. Steeds meer bouzoukispelers (en ook gitaristen) gingen erop over. Ook had Chiotis het instrument middels een magnetisch element versterkt, wat het instrument geschikt maakte voor het spelen in grote clubs, en wat het karakteristieke schelle elektrische geluid voortbracht dat we nog steeds overal horen. De meeste moderne Griekse muziek wordt nu op 4-snarige bouzouki’s gespeeld, en live meestal (keihard) versterkt door middel van nog steeds dezelfde elementen. Bouzoukispelende componisten als de beroemde Christos Nikolopoulos kunnen goed op de tetráchordo uit de voeten, want deze bouzouki is zeer geschikt voor het spelen van akkoorden en harmonieën, en dus voor het componeren van westerse – geharmoniseerde – Griekse muziek. De (vaak tweestemmige) bouzoukipartijen in de laïká werden door de jaren heen steeds virtuozer­ – lees sneller en mechanischer – en volgens veel liefhebbers van oudere muziek zoals rebètika, dus oninteressanter. Zo zijn er musici die menen dat door de tetráchordo alle gevoel in de bouzoukimuziek om zeep is geholpen.

Klank en bouwwijze

De klank van beide instrumenten is niet hetzelfde. Dat heeft te maken met de bouw van het instrument. De 4-snarige bouzouki heeft door het toevoegen van de extra dubbele snaar een bredere en dikkere hals en grotere klankkast gekregen. Maar door de extra snaardruk op het bovenblad moest dit onderdeel ook worden verdikt en steviger onderbouwd. Hierdoor heeft dit instrument vaak een vlakker, wat scheller, en dus minder subtiel geluid (écht goed gebouwde bouzouki’s daargelaten). Grote slagplaten op het bovenblad, met een hoop versieringen, vlakken het geluid vaak nog meer af. De tríchordo klinkt eigenlijk lieflijker, iets neuziger, en heeft ondanks z’n kleinere afmeting vaak meer bas omdat het bovenblad vrijer kan trillen. Van een goede bouzouki zegt men in Griekenland dat hij ‘spreekt’ – hier zouden we eerder zeggen dat ie ‘zingt’ – en dat is vaker het geval bij 3-snarige bouzouki’s dan bij z’n nieuwere 4-snarige broer.

Even iets over het ontstaan van de bouzouki. De bouwwijze van de bouzouki is het gevolg van vermenging van culturen. Enerzijds is het instrument qua vorm en omvang voortgekomen uit de Turkse (oosterse) saz, anderzijds heeft men de bouwwijze van de Italiaanse (westerse) mandoline overgenomen. Vanuit de saz ontstond eerst de tabourás, de voorloper van de 3-snarige bouzouki. Deze was nog skaftós, dat wil zeggen: de klankkast was nog uit één stuk hout gehakt zoals bij de saz, soms inclusief de hals (en meestal uit mouriá, moerbeihout). Het instrument kreeg echter een klankgat in het bovenblad; bij de saz zit deze in de romp, achter het staartstuk. Door deze nieuwe positie ontstond een krachtiger geluid.

De om de hals geknoopte draden, die de snaar bij het spelen op een zuivere wijze verkorten en die van oorsprong van darm waren – nu van nylon, werden op meer regelmatige afstand geplaatst. Zo werden de toonafstanden tussen deze gebonden fretten (in het Grieks ta tásta), dus al meer westers van klank. De oorspronkelijke afstanden waren afgestemd op de oosterse makam – toonsoorten met andere intervallen dan de westerse. Weer later werden de om de hals geknoopte tásta vervangen door metalen fretten, die we ook kennen van de mandoline en de gitaar. Hierdoor werd de stemming van het instrument getempereerd of gelijkzwevend gemaakt, en dus volkomen westers.

Verder begon men de klankkast van het instrument van duigjes te maken, op de manier van de Italiaanse mandoline. Door deze bouwwijze hoefde men niet steeds naar een groot blok goed hout op zoek, en werd het instrument veel lichter van gewicht. Ook werden de van oorsprong houten stemsleutels (een soort stiften) vervangen door mandolinemechanieken die veel makkelijker stemden. Aan weerszijde van de kop (aan het eind van de hals) werden vier aan elkaar vastzittende metalen mechanieken bevestigd. Je ziet dus bij de meeste oude tríchordo’s acht stemsleutels zitten omdat een mandoline 4 dubbele snaren heeft. Twee knoppen bleven gewoon ongebruikt. En nog steeds worden er in Griekenland voor de tríchordo geen kwaliteitsmechanieken gemaakt van drie-op-een-rij zodat bouwers de nutteloze stemsleutels er maar gewoon afzagen.

In de bouzoukibouw wordt gebruik gemaakt van een kaloupi, een mal, waar overheen de duigjes worden gevormd tot een eivormige klankkast. Deze mal is altijd het heilige eigendom van de bouwer, het bepaalt voor een deel het geluid van zijn bouzouki’s, en het speelgemak (een goede vorm glijdt niet weg van de schoot). De hoeveelheid duigjes die gebruikt worden, verschilt en heeft verder weinig invloed op het geluid. De gebruikte houtsoort heeft dat echter wel. De kaloupi die men voor een 4-snarige bouzouki gebruikt, is groter dan die voor een 3-snarige. 
Nu hoort het al lang tot de traditie om de bouzouki te versieren met een mooi rozet of met ornamenten en sierranden, maar bij de 4-snarige bouzouki is men hierin vaak compleet doorgeschoten: sommige instrumenten zijn helemaal bedekt met versieringen, diamantjes en andere optische tralala. Vaak is het niet echt mooi en het maakt het instrument alleen maar duurder door de hoeveelheid werk die erin zit.

Stemming en speelwijze

De 3-snarige bouzouki is D-A-D gestemd. Deze ‘open’ stemming levert een mooie resonantie op door de los meeklinkende snaren. Veel oude rebètikanummers staan dan ook in D. De melodieën speelt men meer over de lengte van de hals, meestal zoveel mogelijk op één snaar, de hoge D-snaar. Men speelt, zou je kunnen zeggen, meer met horizontale bewegingen.

De 4-snarige bouzouki is C-F-A-D gestemd, de twee hoogste snaren zijn dus gelijk aan die op de 3-snarige bouzouki. De stemming komt overeen met de vier hoogste snaren van de gitaar, alleen een toon lager. Een voorbeeld: de greep voor een D-akkoord op gitaar levert op de bouzouki dus een C-akkoord op. Deze ‘gitaarstemming’ maakt het mogelijk meer over de breedte van de hals te spelen, dat wil zeggen van alle vier de snaren gebruik te maken bij het spelen van melodieën. Men speelt, zoals dat heet, meer in posities en je zou kunnen zeggen, meer met verticale bewegingen. De oude wijze van spelen, op voornamelijk één snaar, is ontstaan op oude instrumenten waarop naast een bassnaartje maar één – soms twee – speelsnaren zaten. Volstrekt logisch, gezien vanuit de modale muziektraditie, waarin melodieën zich ontwikkelen op een enkele grondtoon, de modus, de meeklinkende bassnaar.
.
Het spelen in posities is echt westers, ontstaan in de westerse harmonietraditie, waarin melodieën zich ontwikkelen op harmonie, op een akkoordenschema. De 4-snarige bouzouki is dan ook heel geschikt om akkoorden op te spelen, de 3-snarige veel minder.
Feit is, dat veel moderne bouzoukispelers, vooral die met een 4-snarige bouzouki, enorm snel kunnen spelen, maar dat gaat vaak wel ten koste van de gevoelswaarde die daaruit spreekt. Je ziet dan slechts een demonstratie van handigheden en snelheid. Bespelers van de 3-snarige bouzouki hebben hier ook steeds vaker een handje van maar ze worden door de structuur van het instrument nog enigszins in toom gehouden, lijkt wel. Michalis Yenitsaris, een van de laatste oude rebètikarotten (inmiddels overleden), hield eens een verhandeling over rebètika op de Filíppos Nákas Muziekschool in Athene, op een avond waarop de bouzoukispelende kinderen zich presenteerden. Hij raadde deze kinderen zeer stellig aan te leren spelen op de 3-snarige bouzouki, de échte bouzouki, dat was véél beter voor hun ontwikkeling. Dat vonden die kindertjes met hun spiksplinternieuwe tetráchordo helemaal niet leuk om te horen!

Laten we knippen!

Aan dit onderwerp is ook de website van Antoine Carolus gewijd: www.rebetiko.org. Op deze site vind je de bijzonder humoristische Radical Movement for Dechiotification and Bouzouki Detetrachordization, een door Carolus opgezette ‘beweging’ van Rebètika Fundamentalisten. De site geeft een komisch cartoonachtig beeld van de houding van bespelers van de tríchordo ten opzichte van de tetráchordo.

Allereerst maakt men zich sterk tegen de ‘imperialistische tirannie van de 4-snarige bouzouki’, de ‘zwaar onverteerbare sirtaki-achtige nepmuziek, gepresenteerd in vettige Griekse restaurants’, en ‘westerse majeurtoonladders en kitscherige ritmes’. Daarnaast eist men unilateraal ‘de absolute rehabilitatie van de tríchordo bouzouki’, ‘de onmiddellijke sluiting van restaurants waar borden worden gebroken en ritmeboxen worden gebruikt’ en ‘dat er met slechts twee vingers wordt gespeeld, doch mét ziel, pit en ballen, zoals Markos (Vamvakaris) dat deed’. Vervolgens wordt er opgesomd waarom de tetráchordo slecht is voor oren, ogen en moraal, en wie de schuldigen hier allemaal van zijn. Dan treft men twee luidsprekericoontjes: erop klikkend kun je luisteren naar een voorbeeld van ‘bouzoukisoep’ van Manolis Chiotis en naar een ‘écht muziekvoorbeeld’ van Markos Vamvakaris. Ook zien we twee foto’s van Chiotis, één van vóór- (toen hij nog rebètika speelde) en één van nádat hij zijn ziel aan de duivel verkocht. Fijntjes wordt hierbij opgemerkt dat op de tweede foto Chiotis net zo dik is geworden als de hals van zijn tetráchordo bouzouki. Leuk om te vermelden is nog dat de site een paar hulpvaardige links heeft naar serieuze sites van fabrikanten van hightech scharen: het juiste gereedschap om de vierde snaar te verwijderen onder het uitroepen van ‘let’s cut, let’s cut!’. Een gratis levenslang lidmaatschap van deze club is te verkrijgen door een scherf van een Chiotis-cd of een kapotte 4-snarige bouzouki op te sturen!

Naschrift: Het kan nog erger. Pak een teiltje en klik hier.


 

 

© Niets van deze website mag worden overgenomen voor welk doel dan ook, zonder toestemming van Ano Kato / Michiel Koperdraat ©.
Voor meer informatie over Ano Kato of voor vragen en opmerkingen over deze website: